Trappen 4 november 2025, RotterdamOoit wil ik iets doen met trappen, want ze fascineren me. In mijn ogen behoort de trap tot een van de beste uitvindingen ter wereld. Niet alleen functioneel, maar vaak ook esthetische pareltjes, lijnen, hoeken en ritmes die bijna iets muzikaals hebben.
Het idee van de trap is simpel, oeroud zelfs. De eerste trappen stammen uit de prehistorie: inkepingen in hellingen, bedoeld om ergens te komen. Eigenlijk is er sindsdien niet zoveel veranderd. Alleen de vormen zijn mooier geworden, de materialen verfijnder. Door de eeuwen heen is de trap uitgegroeid tot een architectonisch meesterwerk, een samensmelting van nut en schoonheid.
Voor mij symboliseert de trap een spanningsboog in een gebouw. Het is de overgang, de belofte van een volgende dimensie. Een trap beklimmen zonder te weten wat er bovenaan wacht, dat zou misschien wel mijn nieuwe hobby kunnen worden. Hoe langer de trap, hoe beter. Hoe meer ruimte om me af te vragen wat de wereld daarboven voor mij in petto heeft.
Ik vlieg meestal een trap op. Iedereen thuis weet dat ík het ben als ik op zondag bij mijn moeder kom eten, het geluid van haastige stappen, van treden die worden overgeslagen.
Bij het afdalen pak ik juist elke trede mee. Dan gooi ik mezelf iets naar voren en probeer ik mijn voeten zo snel mogelijk van de ene naar de andere trede te laten glijden.
Stiekem zegt mijn manier van traplopen veel over mijn persoonlijkheid. Ik hou van tempo, van uitdaging. Misschien heb ik mijn hele leven de trap zo benaderd, als een obstakel om te overwinnen, zo snel mogelijk, met volle vaart.
Als kind speelde ik op trappen. We sleepten matrassen naar beneden en gleden erop af, of roetsten over de reling bij de trappen van de metro, bij het Zalmhuis. De trap was een klimtoestel, een speelveld. Ik kon me er uren mee vermaken.
In Medellín liep ik een keer een tentoonstelling binnen, recht tegenover de trappen in de comunas van de stad. De wijken liggen tegen steile hellingen en daar is de trap geen luxe, maar noodzaak, een levensader. Tijdens die tentoonstelling realiseerde ik me dat ik al mijn hele leven iets voel voor trappen. Dat ik er ooit iets mee wil doen.
Eentje ontwerpen. Eentje bouwen.
Misschien zelfs eentje waar ik zelf nog niet weet waar hij naartoe leidt.