Cargo Demo Template
About
My name’s Vincent van Gorkom (1996) and I’m based in Rotterdam (NL). Sitting still isn’t really my thing, so I do stuff. Preferably stuff I don’t know how to do yet — and usually something different every time. So yeah, I don’t really know what my job is. You can figure that out yourself by checking out the projects on this site. 

If you want to work together, hit me up by email or slide into my DMs.

On the blog, I write little pieces—things I experience, stuff that catches my attention, or things I might want to do someday. It's more like an archive for myself than anything meant for you, but you're welcome to read it anytime.

Contactvincent@lacassette.online
Instagram

Materiële Hechtingsangst 3 april 2025,  MedellinHet valt me op dat er in Zuid-Amerika veel meer detailhandel is dan in Europa. De producten die we in Nederland online bestellen, liggen hier gewoon in de winkel. Ik keek mijn ogen uit in al die winkels met de meest onzinnige troep. Troep; zo zag ik al die plastic spulletjes die lagen te wachten op hun nieuwe eigenaar. Maar het is overduidelijk dat de mensen er hier anders over denken. Er heerst hier een andere mentaliteit. Al het materiaal heeft waarde; dat gooi je niet zomaar weg omdat je je leefomgeving zo esthetisch mogelijk wilt houden.

Ik betrapte mezelf erop dat ik heel lang met een bepaald oordeel heb gekeken naar mensen met zo’n mentaliteit. Maar waarom had ik dat oordeel? Zoals bijna alles valt het terug te leiden naar mijn jeugd en opvoeding.

Mijn oma, de moeder van mijn moeder, heeft een uitstekend gevoel voor wat dingen waard zijn en daarom bewaart ze zo goed als alles. Sinds ik mij kan herinneren, staat mijn oma’s huis vol met spullen. Het enige dat het huis verlaat, is de afvalzak met minimale etensresten; de rest van de spullen krijgt zorgvuldig een laatje, kastje of plankje toegewezen en als het object geluk heeft, wordt het omgedoopt tot een geheel nieuw gebruiksvoorwerp met meestal een inventieve functie.
Oma, in haar natuurlijke habitat, zit tegenover mij op haar zwart afgesleten Thonet-stoel. Voor haar op tafel liggen een aantal stapeltjes, gesorteerd op vorm, functie of simpelweg wachtend op een oordeel van herbestemming. Ik merk dat ik onrustig word van de volle tafel, die nog voller raakt omdat we zo gaan lunchen, maar besluit me er niet aan te storen, want de spullen horen bij oma en ik ben hier voor haar.

Mijn moeder en tante storen zich wel aan het “hoardergedrag” van mijn oma, of zo ervaar ik dat. Het is familietraditie dat we eens in de paar jaar ons wagen aan het opruimen van haar huis. “Mam, dit kan weg toch?” hoor ik mijn moeder zeggen. Verbaasd luister ik dan naar de redenen die mijn oma kan bedenken om het te bewaren. Het is eveneens traditie om mijn oma te bekritiseren als ze met Sinterklaas de pakjes uitpakt alsof er bladgoud in zit, om zo de pakpapiertjes te bewaren voor volgend gebruik. Het papier wordt zorgvuldig gladgestreken, meegenomen naar haar woning in Den Haag en verdwijnt in het laatje voor pakpapiertjes om jaren later rond 5 december weer zijn functie te vervullen. Zo geschiedde tot mijn grote schaamte dat mijn ex bij haar eerste Sinterklaasviering een pakje van mijn oma kreeg met Zwarte Piet-pakpapier uit 2005, om zo in de voetsporen van mijn moeder en tante te treden met het hebben van traumatische ervaringen omtrent mijn oma’s verzameldrang.
                                                               Foto’s van een winkel met heel veel spullen in San Cristobal - Mexico en Oma Pauline in haar huis vol spullen.
Terug naar mijn complexe relatie met spullen; toen ik 13 was, wilde ik geen kind meer zijn. Met veel plezier had ik jarenlang op scouting gezeten, maar omdat ik mij realiseerde dat dit gegeven op geen enkele manier positief zou bijdragen aan mijn reputatie in de brugklas, besloot ik dit verleden uit te wissen. Mijn uniform, das en welverdiende insignes gingen de prullenbak in en ik besloot dat ik voortaan als rugbyer door het leven zou gaan.

Terugkijkend verbaas ik me over hoe weinig moeite het me heeft gekost om afstand te doen van die spullen. Objecten die jarenlang heilig goed voor mij waren en zorgvuldig werden opgeborgen, waren in mijn ogen van de ene op de andere dag “troep”. Het huis hou je opgeruimd, had ik van mijn moeder geleerd en dus gooi je troep, ook wel dingen die je niet meer nodig hebt, weg. Mijn moeder zette alles op alles om het huis “strak” te houden en wij dienden als kinderen daar in mee te bewegen. Het laatste dat haar zou overkomen was de georganiseerde chaos waar mijn oma in leefde. Ook mijn vader was van mening dat je spullen niet te lang moest bewaren. Pijnlijk genoeg kwam je hier vaak achter als hij in een waas van opruimdrang je zeldzame gameconsole uit de jaren 90 al naar het milieupark had gebracht. “Waarom heb je dat gedaan?” vroeg ik dan, waarop hij zei: “Ik wil die troep niet in huis en je gebruikte het niet.” Ik slikte de brok in mijn keel weg en leerde dat ik niet al te sentimenteel moest zijn als het aankwam op spullen. Ze waren vervangbaar en een potentiële ruis in het dagelijks leven.

Toen ik op kamers ging en het tijd was om een uitzet aan te schaffen, was ik als de dood. Ik zag al die spullen als ballast. Jarenlang zwierf ik als een nomade van huis naar huis zonder het hebben van eigen spullen. Ik gebruikte de spullen van de mensen waarvan ik onderhuurde of mee samenwoonde. 
Mijn hechtingsangst aan materieel goed bereikte een dieptepunt toen ik op mijn 27e voor het eerst alleen ging wonen. Ik had een leuke date gehad en we gingen naar mijn vrijwel lege appartement boven de karaokebar in Rotterdam-Noord. Eenmaal binnen zag ik aan haar verbaasde gezicht hoe leeg het was; in alle haast flapte ik eruit dat ik een minimalist was. Ze knikte argwanend. Nadat ik haar met een kussen onder haar billen midden in de woonkamer op het versleten Ikea-tapijt had geplaatst, vroeg ik of ze wat wilde drinken. We dronken wijn uit een waterglas en theemok.

Het vele verhuizen diende jarenlang als excuus om mij voor te doen als minimalistische nomade. Maar nu het is uitgesloten dat ik geen vroege dood zal vinden door mij bij de club van 27 aan te sluiten en de 28 heb bereikt, was het tijd om mijn materialistische hechtingsangst onder ogen te komen.

Voor het eerst in mijn leven heb ik een huis voor mijzelf. Een huis waar ik niet weg hoef zolang ik netjes de huur betaal. Sinds ik er ben ingetrokken, heb ik niks anders gedaan dan spullen verzamelen. Een schuur vol gereedschap, een eigen percolator, een volledige messenset, een bank, bed, tafel, veranda, pannen en zelfs een matcha-setje. Nu ik hier in Zuid-Amerika ben en ik die spullen in hun samenstelling mis, besef ik dat deze objecten mijn thuis vormen en ik voor het eerst in mijn uitwonende geschiedenis verlang naar mijn eigen huis. Ik zal proberen de waardering die men hier voor spullen heeft mee naar huis te nemen om vanuit daar, met de inventiviteit van mijn oma, te kijken hoe ze mijn geluk kunnen dienen.