Cargo Demo Template
About
My name’s Vincent van Gorkom (1996) and I’m based in Rotterdam (NL). Sitting still isn’t really my thing, so I do stuff. Preferably stuff I don’t know how to do yet — and usually something different every time. So yeah, I don’t really know what my job is. You can figure that out yourself by checking out the projects on this site. 

If you want to work together, hit me up by email or slide into my DMs.

On the blog, I write little pieces—things I experience, stuff that catches my attention, or things I might want to do someday. It's more like an archive for myself than anything meant for you, but you're welcome to read it anytime.

Contactvincent@lacassette.online
Instagram

Trappen  4  november 2025,  RotterdamOoit wil ik iets doen met trappen, want ze fascineren me. In mijn ogen behoort de trap tot een van de beste uitvindingen ter wereld. Niet alleen functioneel, maar vaak ook esthetische pareltjes, lijnen, hoeken en ritmes die bijna iets muzikaals hebben.

Het idee van de trap is simpel, oeroud zelfs. De eerste trappen stammen uit de prehistorie: inkepingen in hellingen, bedoeld om ergens te komen. Eigenlijk is er sindsdien niet zoveel veranderd. Alleen de vormen zijn mooier geworden, de materialen verfijnder. Door de eeuwen heen is de trap uitgegroeid tot een architectonisch meesterwerk, een samensmelting van nut en schoonheid.

Voor mij symboliseert de trap een spanningsboog in een gebouw. Het is de overgang, de belofte van een volgende dimensie. Een trap beklimmen zonder te weten wat er bovenaan wacht, dat zou misschien wel mijn nieuwe hobby kunnen worden. Hoe langer de trap, hoe beter. Hoe meer ruimte om me af te vragen wat de wereld daarboven voor mij in petto heeft.

Ik vlieg meestal een trap op. Iedereen thuis weet dat ík het ben als ik op zondag bij mijn moeder kom eten, het geluid van haastige stappen, van treden die worden overgeslagen. 

Bij het afdalen pak ik juist elke trede mee. Dan gooi ik mezelf iets naar voren en probeer ik mijn voeten zo snel mogelijk van de ene naar de andere trede te laten glijden.  
Stiekem zegt mijn manier van traplopen veel over mijn persoonlijkheid. Ik hou van tempo, van uitdaging. Misschien heb ik mijn hele leven de trap zo benaderd, als een obstakel om te overwinnen, zo snel mogelijk, met volle vaart.

Als kind speelde ik op trappen. We sleepten matrassen naar beneden en gleden erop af, of roetsten over de reling bij de trappen van de metro, bij het Zalmhuis. De trap was een klimtoestel, een speelveld. Ik kon me er uren mee vermaken.

In Medellín liep ik een keer een tentoonstelling binnen, recht tegenover de trappen in de comunas van de stad. De wijken liggen tegen steile hellingen en daar is de trap geen luxe, maar noodzaak, een levensader. Tijdens die tentoonstelling realiseerde ik me dat ik al mijn hele leven iets voel voor trappen. Dat ik er ooit iets mee wil doen.
Eentje ontwerpen. Eentje bouwen.

Misschien zelfs eentje waar ik zelf nog niet weet waar hij naartoe leidt.
Oroppa 4 november 2025,  RotterdamIk heb mijn opa, de vader van mijn moeder, maar vier keer in mijn leven gezien, terwijl hij in dezelfde stad woont. Om allerlei redenen hebben mijn moeder en hij geen contact meer met elkaar. Hij was altijd een groot vraagteken voor mij, en als ik verhalen over hem en zijn verleden hoorde, waren ze nooit hetzelfde. Dat maakte me nieuwsgierig naar wie deze mysterieuze man was.

Ik was net achttien en ik mocht hem opzoeken van mijn moeder. Ik belde hem, een hoge, oude en doorleefde stem aan de andere kant van de lijn nodigde me enthousiast uit voor een lunch bij hem thuis. Hij zou koken.

Ik was brak toen ik de metro pakte naar Zalmplaat en had spijt van de wilde nacht die eraan vooraf was gegaan. Toen ik aankwam op metrostation Zalmplaat, stond hij me op te wachten. Hij was een halve kop kleiner dan ik, niet al te groot, maar een bonk met spieren en geen rimpel op zijn gezicht. Hetzelfde spierwitte gebit als mijn moeder lachte me breed toe. Ik kreeg een lange knuffel en het voelde op geen enkele manier alsof dit de eerste keer was dat we elkaar zagen.

We liepen naar zijn flat. Daar had hij gekookt voor een heel weeshuis en ik at mijn brakheid weg. Ik merkte dat er niet veel ruimte was voor vragen. Hij vertelde vooral. Niks chronologisch, en ik had de grootste moeite om zijn verhalen in de tijd te plaatsen. Er zat veel emotie in wat hij vertelde en het was duidelijk dat ik tegenover een man zat die had geworsteld met het leven.
Ik kende verhalen van mijn moeder, tante en oma, verhalen die me altijd hadden gefascineerd. Verhalen over oorlog in Marokko, over een herdersjongen die zijn ouders vroeg was verloren, naar Casablanca was verhuisd en zich daar in de haven opwerkte tot vooraanstaand lid van een vakbond. Hij werd gezien als een gevaar voor de staat en mocht kiezen: de cel in of verbannen worden uit Marokko. Als zeeman zwierf hij de wereld over, ontmoette mijn oma in Rotterdam en de rest is geschiedenis, al bestaan er van die geschiedenis meerdere versies.

Een paar maanden geleden liep ik door de boekenwinkel. Orroppa. De kaft sprak me aan, de tekst op de achterkant ook. Ik kocht het en dook in een verhaal dat het verhaal van mijn opa had kunnen zijn. De door de staat vastgezette communistische studenten in het boek waren tijds- en misschien wel lotgenoten van mijn opa.

Ik ben na die eerste keer vaker bij hem langs geweest. De laatste keer dat ik ging vroeg ik of ik hem mocht interviewen.
“Als het lente is,” antwoordde hij.
En ik heb tot op de dag van vandaag niets meer van hem gehoord.
Het boek en foto’s van opa Omar en oma Pauline, vroeger en meer recent
                                                                                                                             Videotheek Marco  3 november 2025,  Rotterdam
Vandaag ben ik naar de documentaire Videothek Marco (Gys La Rivièra 2025) geweest in Kino 3. Eén en al nostalgie. Ik heb de videotheek eigenlijk niet eens heel lang meegemaakt, maar ik heb nog levendige herinneringen aan de videotheek op de Hesseplaats in Ommoord. Daar ging ik eens per week, meestal op vrijdag, met m’n moeder naartoe om dvd’s voor het weekend uit te zoeken. Echt cultureel erfgoed... En vooral zo mooi hoe dingen toen nog tijd en moeite kostten. Zoals iemand in de docu zegt: als je door weer en wind naar de videotheek was gegaan, zette je die film thuis echt niet na vijf minuten uit. Iets waar ik nu soms wel last van heb. Dan voel ik me schuldig tegenover de makers, omdat ik diep van binnen weet dat ik de film niet echt een kans geef. Misschien is dat ook waarom ik zo van naar de bioscoop gaan houd – daar loop je niet zomaar weg of schakel je over naar iets anders.

In de docu ging het ook over het sociale aspect van de videotheek, wat me deed denken aan iets waar ik al vaker over heb nagedacht. Doordat we tegenwoordig zoveel online bestellen en niet meer even naar die ene speciaalzaak gaan, verdwijnen de unieke plekken. Vanuit onze veilige huisjes klikken we wat we nodig hebben bij elkaar, en het ligt de volgende dag al voor de deur. 

We verleren het sociale van winkelen. En als we dan eens de deur uitgaan om te ‘shoppen’, houden we meestal onze noise-cancelling koptelefoon op, komen we met een knikje de winkel binnen en racen we weer door (ik ben er zelf ook schuldig aan).

Doodzonde. We worden opgeslokt door de monocultuur van het internet en kopen allemaal hetzelfde. Zonder de verhalen van de verkopers, zonder de sfeer van een winkel, zonder de geur van het moment. De spullen in ons huis dragen steeds vaker hetzelfde verhaal: je zag ze op TikTok, zocht ze op via Google, en de volgende dag werden ze bezorgd. Terwijl je vroeger nog echt op zoek moest naar de pareltjes voor in je huis – een avontuur dat we aan het verleren zijn. Al vind ik Marktplaats daarop wel een mooie uitzondering.

Oké, ik ben een nostalg, dat geef ik toe. Maar ik weet ook dat cultuur altijd in beweging is, en dat ik over tien jaar met dezelfde weemoed zal terugkijken op dit tijdperk. Toch denk ik dat we vandaag niet moeten vergeten hoeveel waarde er schuilt in al die kleine winkels in onze stad – de ondernemers die hun ziel en zaligheid in hun zaak leggen. Ik neem me voor om voortaan wat bewuster zo’n winkel binnen te stappen, m’n koptelefoon af te zetten en misschien gewoon een praatje te maken.

Docu te bekijken via IFFR! Aanradertje 
Oké,
Joe joe.

Materiële Hechtingsangst 3 april 2025,  MedellinHet valt me op dat er in Zuid-Amerika veel meer detailhandel is dan in Europa. De producten die we in Nederland online bestellen, liggen hier gewoon in de winkel. Ik keek mijn ogen uit in al die winkels met de meest onzinnige troep. Troep; zo zag ik al die plastic spulletjes die lagen te wachten op hun nieuwe eigenaar. Maar het is overduidelijk dat de mensen er hier anders over denken. Er heerst hier een andere mentaliteit. Al het materiaal heeft waarde; dat gooi je niet zomaar weg omdat je je leefomgeving zo esthetisch mogelijk wilt houden.

Ik betrapte mezelf erop dat ik heel lang met een bepaald oordeel heb gekeken naar mensen met zo’n mentaliteit. Maar waarom had ik dat oordeel? Zoals bijna alles valt het terug te leiden naar mijn jeugd en opvoeding.

Mijn oma, de moeder van mijn moeder, heeft een uitstekend gevoel voor wat dingen waard zijn en daarom bewaart ze zo goed als alles. Sinds ik mij kan herinneren, staat mijn oma’s huis vol met spullen. Het enige dat het huis verlaat, is de afvalzak met minimale etensresten; de rest van de spullen krijgt zorgvuldig een laatje, kastje of plankje toegewezen en als het object geluk heeft, wordt het omgedoopt tot een geheel nieuw gebruiksvoorwerp met meestal een inventieve functie.
Oma, in haar natuurlijke habitat, zit tegenover mij op haar zwart afgesleten Thonet-stoel. Voor haar op tafel liggen een aantal stapeltjes, gesorteerd op vorm, functie of simpelweg wachtend op een oordeel van herbestemming. Ik merk dat ik onrustig word van de volle tafel, die nog voller raakt omdat we zo gaan lunchen, maar besluit me er niet aan te storen, want de spullen horen bij oma en ik ben hier voor haar.

Mijn moeder en tante storen zich wel aan het “hoardergedrag” van mijn oma, of zo ervaar ik dat. Het is familietraditie dat we eens in de paar jaar ons wagen aan het opruimen van haar huis. “Mam, dit kan weg toch?” hoor ik mijn moeder zeggen. Verbaasd luister ik dan naar de redenen die mijn oma kan bedenken om het te bewaren. Het is eveneens traditie om mijn oma te bekritiseren als ze met Sinterklaas de pakjes uitpakt alsof er bladgoud in zit, om zo de pakpapiertjes te bewaren voor volgend gebruik. Het papier wordt zorgvuldig gladgestreken, meegenomen naar haar woning in Den Haag en verdwijnt in het laatje voor pakpapiertjes om jaren later rond 5 december weer zijn functie te vervullen. Zo geschiedde tot mijn grote schaamte dat mijn ex bij haar eerste Sinterklaasviering een pakje van mijn oma kreeg met Zwarte Piet-pakpapier uit 2005, om zo in de voetsporen van mijn moeder en tante te treden met het hebben van traumatische ervaringen omtrent mijn oma’s verzameldrang.
                                                               Foto’s van een winkel met heel veel spullen in San Cristobal - Mexico en Oma Pauline in haar huis vol spullen.
Terug naar mijn complexe relatie met spullen; toen ik 13 was, wilde ik geen kind meer zijn. Met veel plezier had ik jarenlang op scouting gezeten, maar omdat ik mij realiseerde dat dit gegeven op geen enkele manier positief zou bijdragen aan mijn reputatie in de brugklas, besloot ik dit verleden uit te wissen. Mijn uniform, das en welverdiende insignes gingen de prullenbak in en ik besloot dat ik voortaan als rugbyer door het leven zou gaan.

Terugkijkend verbaas ik me over hoe weinig moeite het me heeft gekost om afstand te doen van die spullen. Objecten die jarenlang heilig goed voor mij waren en zorgvuldig werden opgeborgen, waren in mijn ogen van de ene op de andere dag “troep”. Het huis hou je opgeruimd, had ik van mijn moeder geleerd en dus gooi je troep, ook wel dingen die je niet meer nodig hebt, weg. Mijn moeder zette alles op alles om het huis “strak” te houden en wij dienden als kinderen daar in mee te bewegen. Het laatste dat haar zou overkomen was de georganiseerde chaos waar mijn oma in leefde. Ook mijn vader was van mening dat je spullen niet te lang moest bewaren. Pijnlijk genoeg kwam je hier vaak achter als hij in een waas van opruimdrang je zeldzame gameconsole uit de jaren 90 al naar het milieupark had gebracht. “Waarom heb je dat gedaan?” vroeg ik dan, waarop hij zei: “Ik wil die troep niet in huis en je gebruikte het niet.” Ik slikte de brok in mijn keel weg en leerde dat ik niet al te sentimenteel moest zijn als het aankwam op spullen. Ze waren vervangbaar en een potentiële ruis in het dagelijks leven.

Toen ik op kamers ging en het tijd was om een uitzet aan te schaffen, was ik als de dood. Ik zag al die spullen als ballast. Jarenlang zwierf ik als een nomade van huis naar huis zonder het hebben van eigen spullen. Ik gebruikte de spullen van de mensen waarvan ik onderhuurde of mee samenwoonde. 
Mijn hechtingsangst aan materieel goed bereikte een dieptepunt toen ik op mijn 27e voor het eerst alleen ging wonen. Ik had een leuke date gehad en we gingen naar mijn vrijwel lege appartement boven de karaokebar in Rotterdam-Noord. Eenmaal binnen zag ik aan haar verbaasde gezicht hoe leeg het was; in alle haast flapte ik eruit dat ik een minimalist was. Ze knikte argwanend. Nadat ik haar met een kussen onder haar billen midden in de woonkamer op het versleten Ikea-tapijt had geplaatst, vroeg ik of ze wat wilde drinken. We dronken wijn uit een waterglas en theemok.

Het vele verhuizen diende jarenlang als excuus om mij voor te doen als minimalistische nomade. Maar nu het is uitgesloten dat ik geen vroege dood zal vinden door mij bij de club van 27 aan te sluiten en de 28 heb bereikt, was het tijd om mijn materialistische hechtingsangst onder ogen te komen.

Voor het eerst in mijn leven heb ik een huis voor mijzelf. Een huis waar ik niet weg hoef zolang ik netjes de huur betaal. Sinds ik er ben ingetrokken, heb ik niks anders gedaan dan spullen verzamelen. Een schuur vol gereedschap, een eigen percolator, een volledige messenset, een bank, bed, tafel, veranda, pannen en zelfs een matcha-setje. Nu ik hier in Zuid-Amerika ben en ik die spullen in hun samenstelling mis, besef ik dat deze objecten mijn thuis vormen en ik voor het eerst in mijn uitwonende geschiedenis verlang naar mijn eigen huis. Ik zal proberen de waardering die men hier voor spullen heeft mee naar huis te nemen om vanuit daar, met de inventiviteit van mijn oma, te kijken hoe ze mijn geluk kunnen dienen.